Je hebt twee
soorten medelijden. Het eerste is het onhandig geuite medeleven dat ik
tegenwoordig wel kan hebben. Ik weet niet hoe ik zou reageren als ik mezelf
zou tegenkomen. Zou ik meteen in staat zijn de normale, jonge vrouw achter
de zichtbaar zwaar gehandicapte te herkennen? Met de tweede vorm van
medelijden, het vals sentiment – het laten zien, liefst in het openbaar, hoe goed
je bent voor je medemens – kan ik minder goed overweg.
De tandarts
beloofde me laatst een tube tandpasta. Niets bijzonders, gewoon een manier van
fabrikanten om hun product via de professional aan te smeren. Letterlijk in dit
geval. Wat de tandarts op zijn beurt van Oral-B krijgt als tegenprestatie voor
het maken van dit soort reclame, wil ik niet weten.
De tubes bleken
onvindbaar, de assistente had vrij. Mij werd beloofd dat mijn vader – die de
week erna een afspraak had – de tandpasta voor mij mee zou krijgen. Tot mijn
verbazing en ergernis kwam hij een week later aan met een hele doos tubetjes.
Een beetje beteuterd zei hij: ‘De tandarts zei: “Geef dit maar aan je
dochter.”’
Op zich gaat
het daar nog niet helemaal mis. Iemand kán zich machteloos voelen en een gebaar
willen maken dat het voor hun onuitsprekelijke kenbaar moet maken. Niet nodig, maar
voldoende begrijpelijk om me er niet meer kwaad om te maken. Zo krijg ik van
oudere dames nogal eens een pak koekjes. Een jaar of tien geleden gooide ik die
weg, of ik at de koekjes in één keer op om me daarna een stuk ellendiger te
voelen. Nu zeg ik beleefd dankjewel met een glimlach die vertelt dat het gebaar
gewaardeerd wordt.
Mijn tandarts
is niet het type voor een pak koekjes, noch voor een doos tandpasta. Dat
laatste had me moeten waarschuwen. Toen ik het eerste tubetje openmaakte, viel
mijn oog op de houdbaarheidsdatum: anderhalf jaar geleden. Kijk, en dát noem ik
vals sentiment.